atoomfysica-Nederland-historie-NRC_20150606_1_026_article1

De noordwestenwind heeft de lucht boven Petten schoon geblazen. De sparren op het duin hebben zich in de loop der jaren voor de wind gebogen en wijzen als gekromde vingers landinwaarts. Erachter, zichtbaar vanaf de duintoppen, ligt de oudste kernreactor van Nederland. Het aardbevingsluwe Petten leek een goede plek voor een reactor. De geringe bevolkingsdichtheid zou 'een eventuele evacuatie niet te bezwaarlijk maken' en aan het nabijgelegen kanaal kon gemakkelijk koelwater worden onttrokken dat later in de Noordzee kon worden geloosd. In 1957 begon zo de bouw van de grijze stalen koepel. Dat was ruimschoots na de Tweede Wereldoorlog. Maar een tijdlijntje voert tot vóór die oorlog terug. In 1939 schafte het Nederlands ministerie van Defensie tien ton uraniumoxide aan op advies van de Leidse natuurkundehoogleraar Wander de Haas, directeur van het Kamerlingh Onneslab. De yellow cake - vermalen uraniumerts met een uraniumgehalte van 67 procent - werd besteld onder de dekmantel van de Delftse Glasfabrieken (omdat je glas met uranium kunt bijkleuren) bij de Union Minière in Belgisch Congo. Tijdens de oorlog zou die firma trouwens ook uraniumoxide leveren aan de Verenigde Staten, voor het Manhattanproject, codenaam voor het atoombomprogramma. Dat fysici zulke bommen zouden kunnen maken, was duidelijk sinds Otto Hahn en Fritz Strassmann in 1938 in Berlijn kernsplijting hadden waargenomen in uranium, en hun uit Duitsland gevluchte collega Lise Meitner had begrepen dat daarbij heel veel energie vrijkomt. Dat ook Duitse fysici hiermee aan de slag zouden gaan, voorzag De Haas in 1939 eveneens. Hij had minister-president Colijn gewaarschuwd: vandaar die 200 vaatjes met yellow cake die per trein in Leiden arriveerden. Er gebeurde vervolgens niks mee. De hele oorlog lagen ze verborgen in een dichtgemetselde kelder in Delft. 'Ze moeten er nog zijn ', schreef De Haas inseptember 1945. Zijn adviseursrol was intussen overgegaan naar de hoogleraar natuurkunde Hendrik Kramers, die in Kopenhagen nog met quantumfysicus Niels Bohr had gewerkt. Kort na de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, in augustus 1945, schreef Kramers minister-president Schermerhorn: vorm een commissie, niet om te onderzoeken of Nederland ook atoombommen kon ontwikkelen, maar om de mogelijkheid te bestuderen 'kernenergie [...] economisch nuttig te maken'.